Nieuwe aanwinsten
Gestel was als kind al dol op het tekenen van paarden. Op de lagere school ontstond rivaliteit tussen hem en de latere kunstenaar Cornelis Vreedenburgh over wiens tekeningen het best waren: Leo’s paarden of de schaatsers van Cornelis. Gedurende zijn hele carrière bleef het paard een belangrijk motief. In de jaren twintig raakte hij in de ban van de Beemster met zijn “sappige weiden met paarden en veulens en boomgaarden met kalveren”. Later rond 1925 toen hij in Vlaanderen verbleef, beeldde hij paarden af in eenvoudige geometrische en cilindrische vormen. Rond 1929 vestigde hij zich in Blaricum waar hij zich vooral richtte op studies van dieren, vooral koeien en paarden. Ook herleefde hier zijn passie voor de kermis en het circus met zijn dressuurpaarden.
Zelf schreef hij over zijn fascinatie:
“Als klein kind trokken mij altijd de prachtige paarden met de stro-doorvlochten manen en staarten bij de harddraverij in Woerden. Heel die paardenfeesten waren dan lange tijd geliefkoosde motieven voor het tekenen en kleuren in schetsboeken.” En op de Woerdense paardenmarkt zag hij “koppels paarden met drijvers, fier trappelende en steigerende hengstenkoppels, tweejarigen levendig bijtend en dringend, merries met dartele veulens die los rondom de moederpaarden trippelden, schuchtere ogen als van herten.”
Het Stadsmuseum Woerden had nog geen werk van Leo waarop paarden te zien waren. Daarom greep het de kans met beide handen aan toen door veilinghuis Van Zadelhoff in Hilversum twee litho’s met paarden geveild werden.